Van Peppen R; Kwakkel G. Welke Klinimetrie is het meest geschikt voor het meten van evenwicht bij een CVA-patiënt? Hoofdstuk 3 in: Vaes P, editor. Jaarboek Fysiotherapie-Kinesitherapie 2002. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2002: 59-85
Welke klinimetrie is het meest geschikt voor het meten van evenwicht bij een CVA-patiënt ?
(1) Bewegingswetenschapper, fysiotherapeut, Revalidatiecentrum
Rijndam, Rotterdam;
(2) Bewegingswetenschapper, fysiotherapeut, VU Medisch Centrum,
afdeling fysiotherapie; lijncoördinator Onderzoeksinstituut voor Fundamentele
en Klinische Bewegingswetenschappen, Amsterdam.
Klinimetrie van de balans
In
de afgelopen jaren zijn veel meetinstrumenten ontwikkeld om balans (of evenwicht)
bij patiënten met een cerebrovasculair accident (CVA) op een gestandaardiseerde
wijze te evalueren (Benaim et al., 1999; Berg et al., 1995; Bohannon et al., 1993; Carr et al., 1985; Duncan et al., 1990; Feigin et al., 1996; Franchignoni et al., 1997; Fugl-Meyer et al., 1975; Hill et al., 1996; Podsiadlo & Richardson, 1991; Shumway-Cook, 1995; Tinetti, 1986). Balans- of evenwichtstesten kunnen onderscheiden worden in laboratoriumtesten
(zoals Force Platform, Balance Master, Postural Stress Test) en
meer klinisch georiënteerde testen (Newton, 1997). Met klinische
balanstesten worden meetinstrumenten bedoeld, die direct in de klinische situatie
te gebruiken zijn. Zoals de naam al aangeeft, vereisen deze klinische balanstesten
in tegenstelling tot de laboratoriumtesten, geen speciale meetuitrusting (Niam et
al.,
1999). Aangezien deze meetinstrumenten direct in de praktijk te implementeren
zijn, zal in dit hoofdstuk uitsluitend op de groep van klinische balanstesten
worden ingegaan.
Het beoordelen van een balanstest
Een
belangrijke voorwaarde voor het kwantificeren van de balans is dat dit wel op
een betrouwbare wijze gebeurt. De klinische balanstest moet immers zo reproduceerbaar
mogelijk zijn, zodat men bij onafhankelijk gebruik van het meetinstrument tot
ongeveer een zelfde oordeel komt (Collen, 1995). Naast de eis van reproduceerbaarheid binnen en tussen
beoordelaars is het ook wenselijk dat het meetinstrument in staat is om relatief
kleine veranderingen te meten. Dit laatste impliceert ook dat de test zo veel
mogelijk gevrijwaard moet zijn van eventuele bodem- en/of plafondeffecten.
Het meetinstrument zal enerzijds in staat moeten zijn om bij patiënten
die nog niet kunnen staan veranderingen in de zitbalans te meten, terwijl ook
anderzijds het meetinstrument bij diegene die al snel na het CVA weer kunnen
staan, veranderingen in de stabalans moet kunnen registreren. Naast bovengenoemde
bodem-
en plafondeffecten zal het meetinstrument subtiele verbeteringen in het evenwicht
moeten kunnen objectiveren en hierbij hebben meetinstrumenten op interval- (of
ratio) niveau de voorkeur. Zo kan men aan de hand van tijdsduur beoordelen hoeveel
seconden de patiënt bijvoorbeeld een voorgeschreven houding kan handhaven
(zoals het staan in schrede-stand) of van houding kan veranderen (bijvoorbeeld door het meten
van de tijd waarin iemand van zit naar stand kan komen). Evenzo kan men door
het meten van de afstand bepalen hoe ver men tijdens het staan naar voren kan
reiken.
Het vastellen van de gevoeligheid (of responsiviteit) van het meetinstrument waarmee het binnen de gestelde grenzen betrouwbaar veranderingen kan meten is lastig. In de literatuur bestaan er verschillende maten (Bouter & van Dongen, 1995). Een veel gebruikte maat is de Standardized Response Measure (SRM), waarbij de gemiddelde verandering van de testscore gemeten over een bepaalde periode wordt gedeeld door de spreiding (standaarddeviatie) van die verandering. SRM-waarden van 0,20 of lager komen overeen met een lage responsiviteit, waarden tussen de 0,50 en 0,80 zijn matig tot gemiddeld, terwijl SRM-waarden van 0,80 of hoger worden beoordeeld als hoog (Bernhardt et al., 1998).
Naast de vragen hoe stabiel en hoe nauwkeurig evenwicht gemeten kan worden, moet men zich afvragen wat er precies gemeten moet worden om een representatieve (valide) indruk te krijgen van het evenwicht. Deze laatste vraag is veel lastiger te beantwoorden. Voor een onderbouwde keuze zullen bij voorkeur alle ADL-relevante aspecten van het evenwicht in de test opgenomen moeten zijn. Ten aanzien van deze vraag kunnen in de literatuur drie aspecten bij het controleren van het evenwicht worden onderscheiden, te weten: (Berg et al., 1992; Carr & Shepherd, 1998; Frzovic et al., 2000; Stevenson & Garland, 1996)
A- het handhaven van een houding onder statische omstandigheden,
B- het handhaven van een houding tijdens willekeurige bewegingen en
C- het handhaven van een houding tijdens externe verstoringen.
Omdat een statische balanstest op zichzelf onvoldoende informatie geeft over het kunnen controleren van het evenwicht tijdens dagelijkse activiteiten, zal bij voorkeur ook een dynamische situatie getest moeten worden (Duncan et al., 1990). Immers om te kunnen functioneren zal men ook bij het opstaan, rondkijken in een kamer of reiken naar een voorwerp, het evenwicht moeten kunnen bewaren. Tegelijk moet opgemerkt worden dat het balansaspect ‘handhaven van een houding tijdens externe verstoringen’ moeilijk te evalueren is in een klinische (ongecontroleerde) situatie. Immers eigenschappen zoals intensiteit en lokalisatie van de duw waarmee een externe verstoring wordt aangebracht zijn slecht te standaardiseren. Bovendien blijken evenwichtsverstoringen waarop de patiënt reeds kan anticiperen op een evenwichtsverstoring niet erg representatief te zijn voor de werkelijke houdingscontrole. Daarom worden balanstesten, waarbij de evenwichtsverstoring bij de patiënt door een duw van de testafnemer wordt veroorzaakt, niet als een valide meting beschouwd (Carr & Shepherd, 1998).
Bovendien is het in de literatuur nog onduidelijk welke testposities geëvalueerd moeten worden om het evenwicht bij de patiënt zo volledig mogelijk te beoordelen. Zowel het zitten als het staan zijn in de eerste drie maanden na het ontstaan van het CVA de meest relevante testposities. Helaas beperken de meeste balanstesten zich alleen tot het staan. Daarom wordt geadviseerd om naast het staan ook het zitten te evalueren zodat de balanstest ook gebruikt kan worden voor die patiënten die (nog) niet tot staan in staat zijn (Benaim et al., 1999).
Tenslotte kan men stellen dat het meetinstrument gebruiksvriendelijk moet zijn, zodat het gebruik er van voor de fysiotherapeut niet te veel tijd kost en zonder dat men gedwongen wordt hiervoor speciale cursussen te volgen. Dit laatste impliceert dat de richtlijnen voor het afnemen van de test helder moeten zijn geprotocolleerd.
Om een onderbouwde keuze te maken uit de vele testen die er zijn, zal eerst een inventarisatie gemaakt worden van de literatuur. Na een korte bespreking van elke test zal vervolgens worden nagegaan in hoeverre de testen voldoen aan genoemde eisen van betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit en gebruiksvriendelijkheid, om uiteindelijk te kunnen vaststellen welke meetinstrumenten het meest geschikt zijn voor klinisch gebruik. De criteria en operationalisatie van de gestelde criteria worden in Tabel 1 samengevat.
Tabel 1 Beoordelingscriteria
Criterium |
Item |
Operationalisatie |
Betrouwbaarheid |
A |
Is het meetinstrument betrouwbaar bij onafhankelijk gebruik? |
Validiteit |
B |
Meet het meetinstrument wel de twee meest relevante aspecten van het evenwicht te weten: a) handhaven
van een houding, en Evalueert het meetinstrument ook de twee meest relevante domeinen van evenwicht te weten: a) zitten en b) staan? |
Responsiviteit |
D
|
Is het meetinstrument gevrijwaard van bodem- en/of plafondeffecten? Is het meetinstrument gevoelig voor kleine veranderingen? |
Gebruiksvriendelijkheid |
F G |
Kan de test binnen een half uur worden afgenomen? Beschikt de test over een goed omschreven meetprotocol ? |
Identificatie van de literatuur
Er zijn vele studies verricht naar het meten van evenwicht bij patiënten met een CVA. In Medline (1980-2000) is alleen gezocht naar artikelen die meetinstrumenten propageren die geschikt zijn voor klinisch gebruik. De door ons uitgevoerde literatuurstudie heeft zich beperkt tot de Engelse en Nederlandse taal en heeft uiteindelijk twaalf relevante testen opgeleverd. Na een korte beschrijving van elke balanstest, zullen op alfabetische volgorde de eigenschappen van elke test met behulp van de in Tabel 1 genoemde criteria worden beoordeeld.
Berg Balance Scale (BBS)
Deze
test wordt ook wel Functional Balance Scale genoemd (Shumway-Cook, 1995; Shumway-Cook et al., 1996) en bestaat uit 14 items, welke gescoord worden op een ordinale vijfpunts-schaal (0-4 score;
somscore 0-56 punten). De score is gebaseerd op de mate waarin een patiënt
in staat is de verschillende items zelfstandig uit te voeren. Bovendien is de uiteindelijke score
bij bepaalde items afhankelijk van de maximale tijd die een patiënt in een
bepaalde houding kan blijven staan (bijvoorbeeld het staan op één
been) of de maximale afstand die bereikt wordt in een bepaald item (bijvoorbeeld
het voorwaarts reiken met gestrekte arm tijdens staan). Deze test is specifiek
ontwikkeld voor CVA-patiënten (Berg et al., 1995)
Berg Balance Scale (BBS) 1. Van zit naar stand; 2. Zelfstandig staan; 3. Zelfstandig zitten: zitten met ongesteunde rug, maar voeten gesteund op de grond; 4. Van stand naar zit; 5. Transfer: van zit op stoel met armleuning naar stoel zonder armleuning; 6. Zelfstandig staan met gesloten ogen; 7. Zelfstandig staan met de voeten tegen elkaar; 8. Reiken naar voren met gestrekte arm in stand; 9. Oppakken van een voorwerp van de grond in stand; 10. Omkijken tijdens stand over zowel de linker als rechter schouder; 11. 360° draaien in stand; 12. Alternerend plaatsen van voet op een krukje/opstapbankje in stand; 13. Staan met één voet voorwaarts geplaatst; 14. Staan op één been. (Berg et al., 1989; Berg et al., 1995) |
Bohannon
De Bohannon Balance Scale for Stroke Patients (Collen, 1995) is een balanstest voor patiënten die kunnen staan. De test bestaat uit drie test-items, waarbij de tijdsduur gescoord wordt. Voor een maximale score moet de testhouding 30 seconden volgehouden worden. Dit levert uiteindelijk een ordinale zevenpuntsschaal op (0-6 score; somscore 0-6 punten).
Bohannon 1. Staan met de voeten 10 cm uit elkaar; 2. Staan met de voeten naast elkaar en 3. Stand op één been. (Bohannon & Leary, 1995; Bohannon et al., 1993) |
De scores worden als volgt gegeven:
0 = niet in staat om zonder hulp te staan; 1 = in staat om zelfstandig te staan met de voeten een voetlengte uit elkaar gedurende minder dan 30 seconden; 2 = in staat om zelfstandig te staan met de voeten uit elkaar gedurende 30 seconden; 3 = in staat om zelfstandig te staan met de hielen tegen elkaar gedurende minder dan 30 seconden; 4 = in staat om zelfstandig te staan met de hielen tegen elkaar gedurende 30 seconden; 5 = in staat om zelfstandig te staan gedurende minder dan 30 seconden op elk been afzonderlijk; 6 = in staat om zelfstandig te staan gedurende 30 seconden op elk been afzonderlijk.
Er worden uitsluitend statische condities (houding handhaven) getest. Deze test is mede ontwikkeld voor CVA-patiënten (Bohannon & Leary, 1995; Bohannon et al., 1993; Collen, 1995).
Clinical Test for Sensory Interaction and Balance (CTSIB)
De CTSIB is veelvuldig bij CVA-patiënten onderzocht (Di Fabio
& Badke, 1990; Donato & Pulaski, 1998) en wordt ook wel de Sensory
Organisation Test genoemd (Di Fabio & Badke, 1990). De test bestaat uit zes combinaties van sensorische
condities (drie visuele condities en twee verschillende steunvlakken), waarbij
uitsluitend in stand het handhaven van de houding onder statische omstandigheden
wordt beoordeeld. De testpositie is telkens gelijk, namelijk stand met voeten
naast elkaar en de handen op de heupen, waarbij het lichaam niet mag bewegen.
De test-items moeten 30 seconden volgehouden worden. Binnen de afgesproken
testprocedure wordt de tijd van de testitems gescoord evenals het aantal keren dat iemand valt (Collen,
1995; Shumway-Cook, 1995).
Clinical Test for Sensory Interaction and Balance (CTSIB) 1. Stand op stevige onderlaag met ogen open; 2. Stand op stevige onderlaag met gesloten ogen; 3. Stand op stevige onderlaag met ogen open, maar de patiënt is geblindeerd; 4. Stand op foam-onderlaag met ogen open; 5. Stand op foam-onderlaag met ogen dicht; 6. Stand op foam-onderlaag met ogen open, maar de patiënt is geblindeerd. (Bernhardt et al., 1998; Whitney et al., 1998) |
Feigin
De test is specifiek ontwikkeld voor CVA-patiënten (Feigin et al., 1996). De zitbalans wordt gemeten met een ordinale zes-puntsschaal (0-5 score; somscore 0-5 punten) en is gemodificeerd uit de Motor Assessment Scale (Carr & Shepherd, 1998) en de Berg Balance Scale (Berg et al., 1995). De test bestaat uit één test-item. De testpersoon gaat ongesteund rechtop zitten, tilt de gestrekte armen met handen ineengeslagen op, buigt de romp voorbij de 90° voorwaarts en komt weer tot rechtop zittende houding. Om de maximale (5 punten) score te verkrijgen moet tegen een matige externe kracht weerstand geboden worden. Zitten is de enige testpositie in deze test.
Fugl-Meyer Assessment (FMA) Scale
De balanstest is specifiek ontwikkeld voor CVA-patiënten (Fugl-Meyer et al., 1975) en vormt één van de zes subschalen van de FMA. Het balansgedeelte van de FMA bestaat uit zeven items om respectievelijk zitten (3 items) en staan (4 items) te meten. Elk item wordt met een ordinale drie-puntsschaal beoordeeld (0-2 score), waardoor in totaal 14 punten kunnen worden verdiend (Beckerman et al., 1996). De score is als volgt: 0) kan item niet uitvoeren, 1) kan item gedeeltelijk uitvoeren en 2) kan item volledig uitvoeren. Er worden zowel statische als dynamische items (houding handhaven en houding veranderen) getest (Beckerman et al., 1996; Fugl-Meyer et al., 1975; Poole & Whitney, 1988).
De stabalans-items beoordelen de mate van tijdsduur van het bilateraal staan en
het op een been staan. De items van de zitbalans beoordelen de mogelijkheid om zonder
steun los te zitten en de reactie van de patiënt om zich bij een zijwaartse
duw tijdens het zitten op te vangen (Collen, 1995).
Fugl-Meyer Assessment (FMA) 1. zitten zonder steunname 2. parachute-reactie, niet-aangedane zijde 3. parachute-reactie, aangedane zijde 4. stand met steunnname 5. stand zonder steunname 6. stand op niet-aangedane been 7. stand op aangedane been. (Di Fabio & Badke, 1990; Sanford et al., 1993) |
Functional
Reach Test (FRT)
Deze
snelle één-item-test meet de balans tijdens een zelfgeïnitieerde beweging.
Dit item
wordt als volgt getest: Bij een gefixeerde basis in stand wordt het verschil
gemeten tussen de armlengte en de maximale voorwaartse reikwijdte, waarbij de
schouder in 90°
flexie
blijft (Duncan et al., 1990).
De afgelegde afstand wordt in centimeters
gemeten (ratio-schaal) en gerelateerd aan leeftijdsnormen (Shumway-Cook, 1995). De test is aanvankelijk ontwikkeld voor ouderen, maar
wordt nu ook gebruikt bij CVA-patiënten (Donato & Pulaski, 1998). Onlangs is deze test (voor ouderen) gemodificeerd in
de Reach
in Four
Directions Test (RFDT), waarbij afzonderlijk naar voren, achter en de twee
zijden gereikt wordt. Deze RFDT-test is nog niet gevalideerd voor CVA-patiënten (Newton, 1997).
Motor Assessment Scale (MAS) for Stroke
De vernieuwde versie van de MAS bestaat uit acht items, waarvan vier items de balans beschrijven. Het niet-betrouwbare negende item “spiertonus” is door Carr et al uit de originele MAS weggelaten (Carr & Shepherd, 1998; Carr et al., 1985). De Modified Motor Assessment Scale (MMAS) ontwikkeld door Loewen et al wordt hiermee niet bedoeld. De MASS blijft verder buiten beschouwing (Loewen & Anderson, 1988).
De MAS is een ordinale zeven-puntsschaal (0-6 score;
somscore van totale test 0-48 punten;
met balansitems zijn maximaal 24 punten te scoren). Ook deze test is ontwikkeld
voor CVA-patiënten (Carr & Shepherd, 1998; Poole & Whitney, 1988).
Motor Assessment Scale (MAS) 1. Rollen van ruglig naar niet-aangedane zijde 2. Komen van ruglig naar zit op de rand van het bed; 3. Ongesteund zitten op de rand van het bed; 4. Het komen van zit naar stand. (Carr & Shepherd, 1998) |
Postural Assessment Scale for Stroke (PASS) Patients
De PASS is speciaal ontwikkeld voor CVA-patiënten (Benaim et al., 1999). De test is ontsprongen uit een gemodificeerde versie van het FMA (Benaim et al., 1999). De PASS bevat twaalf items, welke gescoord worden op een ordinale vierpunts-schaal (0-3 score; somscore 0-36 punten). Het scoren op deze test is gebaseerd op het zelfstandig kunnen uitvoeren van de items of de tijdsduur waarin het item volgehouden kan worden. De PASS beoordeelt drie testposities, liggen, zitten en staan (zowel houding handhaven als houding veranderen).
Postural Assessment Scale for Stroke patients (PASS) 1. Zitten zonder steun; 2. Staan met ondersteuning; 3. Staan zonder ondersteuning; 4. Staan op het niet-aangedane been; 5. Staan op het aangedane been; 6. Van zit op de rand van de bank gaan liggen in rugligging; 7. Omrollen van rugligging naar zijligging op de aangedane zijde; 8. Omrollen van rugligging naar zijligging op de niet-aangedane zijde; 9. Van rugligging komen tot zit op de rand van de bank; 10. Van zit tot stand komen; 11. Van stand tot zit komen; 12. Vanuit stand een pen oprapen. (Benaim et al., 1999) |
Step Test (ST)
Deze test is speciaal ontwikkeld om het staan op één
been dynamisch te evalueren. De testpersoon moet in een gegeven tijd zo snel
mogelijk met één voet achtereenvolgens op en af een opstapbankje stappen.
De tijdsduur van de test-items en de hoogte van de opstapbankjes variëren. De enige testpositie
is stand. Het aantal stappen binnen de gestelde tijd is de score. Alhoewel
bruikbaar, is de test niet specifiek ontwikkeld voor CVA-patiënten (Hill et
al., 1996).
Step Test (ST) 1. Gedurende 15 s met uitsluitend het aangedane been stappen op een bankje van 7,5 cm hoog. 2. Gedurende 15 s met uitsluitend het niet-aangedane been stappen op een bankje van 7,5 cm hoog. 3. Gedurende 30 s met uitsluitend het aangedane been stappen op een bankje van 7,5 cm hoog. 4. Gedurende 30 s met uitsluitend het niet-aangedane been stappen op een bankje van 7,5 cm hoog. 5. Gedurende 15 s met uitsluitend het aangedane been stappen op een bankje van 15 cm hoog. 6. Gedurende 15 s met uitsluitend het niet-aangedane been stappen op een bankje van 15 cm hoog (Hill et al., 1996). |
Timed Up & Go –test (TUG)
De TUG is ontwikkeld als een snel screenings-instrument voor balansproblemen bij oudere patiënten (Podsiadlo & Richardson, 1991). Het is een gemodificeerde uitvoering van de Get Up & Go Test, waarbij een ordinale vijfpuntsschaal werd gehanteerd; (1=normaal, 2=zeer licht abnormaal, 3=licht abnormaal, 4=gematigd abnormaal, 5=ernstig abnormaal); bij een score van drie of hoger is er een verhoogde kans op vallen bij ouderen (Mathias et al., 1986).
Bij de TUG is de tijdsduur van de testactiviteit bepalend als
score. Volwassenen die meer dan 30 seconden nodig hebben voor deze test zijn
afhankelijk in de meeste activiteiten van het dagelijks leven (ADL) en mobiliteitsvaardigheden
(Shumway-Cook,
1995).
Timed Up & Go- test (TUG) De testpersoon staat op van een stoel, loopt drie meter, draait om, loopt terug en gaat weer zitten. (Podsiadlo & Richardson, 1991) |
Tinetti
Balance Test (TBT)
Deze
test is aanvankelijk ontwikkeld voor ouderen, maar wordt tegenwoordig ook bij
CVA-patiënten gebruikt (Shumway-Cook, 1995). Het is in feite bedoeld als een sneltest voor evenwicht.
De test wordt meestal afgenomen in combinatie met de Tinetti Mobility Scale (test gebaseerd op lopen).
Het balansdeel bestaat uit negen items,
welke gescoord worden met een ordinale (meestal)
driepunts-schaal (0-2, soms 0-1 score; somscore 0-16 punten) (Tinetti, 1986). De testposities zijn zitten en staan (houding handhaven
en houding veranderen). De test-items
zijn:
Tinetti Balance Test (TBT) 1. Ongesteund zitten 2. Van zit naar stand 3. Aantal pogingen om tot stand te komen 4. Onmiddellijke stabalans in eerste vijf seconden 5. Staan met voeten tegen elkaar 6. In stand geduwd worden (drie keer op sternum van proefpersoon) 7. Staan met voeten tegen elkaar, ogen gesloten 8. 360° draaien 9. Van stand naar zit (Tinetti, 1986) |
Trunk Control Test (TCT)
De test is ontwikkeld voor CVA-patiënten (Collin,
1990; Franchignoni et al., 1997). De test bestaat uit vier items en onderzoekt vooral
de rompbalans. De TCT heeft een ordinale schaal met de scores 0) niet in staat
de beweging zonder hulp uit te voeren, 12) in staat om de beweging uit te voeren,
maar op een afwijkende manier en 25) in staat om de beweging zelfstandig en
volledig normaal uit te voeren. De TCT-score is de som van de 4 items (0-100) (Collin, 1990). De vier test-items worden in onderstaand kader weergegeven.
Trunk Control Test (TCT) 1. Omrollen naar de aangedane zijde; 2. Omrollen naar de niet-aangedane zijde; 3. Het gedurende minimaal 30 seconden handhaven van zitten op de rand van de bank 4. Het komen van rugligging tot zit. (Franchignoni et al., 1997) |
Resultaten van de literatuurstudie
In Tabel 2 worden de antwoorden gegeven op de vragen die in Tabel 1 zijn gesteld. Elke vraag kon slechts met ja (+), nee (+) of onbekend (?) worden beantwoord. Belangrijk is te vermelden dat bij het beantwoorden van de 7 vragen steeds is uitgegaan van onderzoeken, waarbij alleen patiënten zijn onderzocht met de diagnose cerebrovasculair accident (CVA). Hierdoor is het mogelijk, dat een meetinstrument die in de literatuur betrouwbaar blijkt te zijn bij patiënten met een andere aandoening (bijvoorbeeld de ziekte van Parkinson), toch geen positief oordeel heeft gekregen bij het eerste item (A) in Tabel 2 (wordt vermeld met -*).
Tabel 2 Operationalisatie-criteria van de balans-testen
|
Criterium |
|
|
|||||||
|
Betrouw- |
Validiteit |
Responsiviteit |
Gebruiksvriendelijkheid |
||||||
Balans-test |
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
|||
BBS |
+ (1) |
+ (1) |
+ (1) |
+ (1) |
+ (1) |
+ |
+ |
|||
Bohannon |
+ (2) |
- |
- |
- |
- |
+ |
+ |
|||
CTSIB |
+ (3) |
- |
- |
- |
- |
+ |
+ |
|||
Feigin |
? |
+ (11) |
- |
- |
+ (11) |
+ |
+ |
|||
FMA |
+ (4) |
+ (12) |
+ (12) |
+ (12) |
- |
+ |
+ |
|||
FRT |
+ (5) |
+ (5) |
- |
- |
+ (14) |
+ |
+ |
|||
MAS |
+ (6) |
+ (6) |
+ (6) |
? |
? |
+ |
+ |
|||
PASS |
+ (7) |
+ (7) |
+ (7) |
+ (7) |
+ (7) |
+ |
+ |
|||
ST |
+ (8) |
+ (8) |
- |
- |
+ (14) |
+ |
+ |
|||
TUG |
+ (9) |
+ (9) |
+ (9) |
- |
+ (15) |
+ |
+ |
|||
TBT |
- * |
+ (13) |
+ (13) |
- |
? |
+ |
+ |
|||
TCT |
+ (10) |
+ (10) |
- |
- |
+ (16) |
+ |
+ |
|||
De tussen haakjes vermelde getallen verwijzen naar de artikelen van onderstaande auteurs. De volledige referentie is terug te vinden in de literatuurlijst aan het eind van dit hoofdstuk:
(1) (Berg et al., 1995) |
(7) (Benaim et al., 1999) |
(13) (Tinetti, 1986) |
(2) (Bohannon et al., 1993) |
(8) (Hill et al., 1996) |
(14) (Bernhardt et al., 1998) |
(3) (Di Fabio & Badke, 1990) |
(9) (Collen, 1995) |
(15) (Whitney et al., 1998) |
(4) (Sanford et al., 1993) |
(10) (Collin, 1990) |
(16) (Franchignoni et al., 1997) |
(5) (Duncan et al., 1990) |
(11) (Feigin et al., 1996) |
* onderzoekspopulatie “oudere patiënten” |
(6) (Poole & Whitney, 1988) |
(12) (Fugl-Meyer et al., 1975) |
|
Betrouwbaarheid
Tabel
2 laat zien dat alle bovengenoemde balanstesten met uitzondering van het evenwichtsonderzoek
volgens Feigin en TBT voldoen aan de eis van betrouwbaarheid. Feigin rapporteert bij het
introduceren van zijn test geen betrouwbaarheidsonderzoek (Feigin et al., 1996), terwijl Tinetti de betrouwbaarheid van de TBT alleen heeft onderzocht bij oudere
patiënten met verscheidene aandoeningen (Tinetti, 1986).
Validiteit
Zoals
in item B van Tabel 1 is aanbevolen, zal het meetinstrument bij voorkeur
het evenwicht tijdens het handhaven en het veranderen van houding moeten evalueren.
Tabel 2 laat zien dat alle testen met uitzondering van Bohannon (Bohannon & Leary, 1995) en CTSIB (Di Fabio & Badke, 1990) voldoen aan deze validiteiteis. Zowel de test volgens
Bohannon
als de CTSIB evalueren uitsluitend het handhaven van de houding onder statische omstandigheden.
Alhoewel
positief beoordeeld kan ten aanzien van het testen van de parachute-reactie aan de aangedane
en niet-aangedane zijde in de FMA-balanstest kritiek worden geleverd, aangezien de observator zelf (door
het geven van een onverwachte zijwaartse duw) verantwoordelijk is voor een verstoring
van het evenwicht (Fugl-Meyer et al., 1975). Dezelfde kritiek is van toepassing op de externe
verstoring in de testen van Feigin en Tinetti (Feigin
et al.,
1996; Tinetti, 1986).
Het validiteititem C, het beoordelen van zowel zitten als staan, wordt slechts door de helft van het aantal testen geëvalueerd (Tabel 2).
Responsiviteit
Bij
de testen die uitsluitend het zitten evalueren, zoals Feigin (Feigin et al., 1996) of het liggen en zitten zoals in de TCT (Franchignoni et al., 1997), zal bij de meeste patiënten al binnen enkele weken
een plafond worden bereikt. Van de patiënten die aanvankelijk ernstig tot
zeer ernstig beperkt waren blijkt 80% al te kunnen zitten binnen 4 weken na
het CVA (Kwakkel,
1998). Testen die daarentegen alleen het staan
evalueren zullen niet in staat zijn om ernstige CVA-patiënten in de acute
fase te evalueren (Benaim et al., 1999).
Dergelijke bodemeffecten spelen vooral bij
de testen van Bohannon (Bohannon
& Leary, 1995), CTSIB (Di Fabio & Badke, 1990), FRT (Duncan et al., 1990) en de ST (Hill et al., 1996).
De TUG heeft een bodemeffect in verband met
het moeten kunnen lopen van de patiënt (Podsiadlo & Richardson, 1991).
Bovenstaande betekent dat de meeste testen bodem-
of plafondeffecten hebben. Uitzondering hierop zijn de BBS (Berg et al., 1995) en de PASS (Benaim et al., 1999).
Verder
blijkt bij nadere bestudering van de literatuur dat vooral de testen van Bohannon,
CTSIB (Bernhardt
et al.,
1998) en FMA (Wee
et al., 1999) onvoldoende responsief zijn, terwijl dit bij de MAS
en de TBT niet is onderzocht (Poole & Whitney, 1988; Tinetti, 1986). Evenzo lijken de TUG of de FRT, die op intervalschaal
gemeten worden, meer responsief te zijn voor verandering dan de balanstesten
met een ordinale schaalconstructie (BBS, CTSIB, TBT) (Whitney et al., 1998). Evenzo vond Bernhardt voor de FRT en ST een hogere SRM-waarde (0,75) dan voor
de CSTIB (0,34 - 0,48) (Bernhardt et al., 1998).
Gebruiksvriendelijkheid
Alle
testen kunnen binnen een half uur worden afgenomen. De tijd varieert van 2 minuten
voor de FRT en TUG, 5-7 minuten voor de CSTIB, 10 minuten voor de Bohannon, Feigin, PASS, TBT en TCT tot maximaal 15 minuten voor de BBS, FMA, MAS
en ST. Verder laat Tabel 2 zien dat alle twaalf testen over een redelijk tot
goed omschreven behandelprotocol beschikken, die het mogelijk maken dat men
de test op een betrouwbare manier kan afnemen.
Conclusie
Door
het uitsluiten van balanstesten op basis van het niet voldoen aan de opgestelde
beoordelingscriteria, zijn twee van de oorspronkelijke twaalf klinische balanstesten
geselecteerd, die het meest geschikt lijken te zijn voor het meten van evenwicht
bij patiënten met een CVA in een klinische situatie. Deze twee balanstesten
zijn de BBS en de PASS (zie bijlagen 1 en 2). Indien een onderbouwde keuze gemaakt
moet worden tussen deze twee, dan kunnen een paar argumenten een rol spelen.
De PASS heeft minder last van een (relatief) bodemeffect, omdat in de PASS het
item “omrollen” is opgenomen. Hierdoor is de PASS al responsief voor
veranderingen binnen 10-20 dagen na het CVA (Benaim et al., 1999). Alhoewel hierdoor de PASS een groter onderscheidend vermogen heeft ten
opzichte van de BBS tijdens de eerste weken na het CVA, staat hier tegenover
dat omrollen in onze ogen geen evaluatie van het evenwicht is. Verder kan worden aangegeven dat de PASS (10 minuten) iets sneller
af te nemen is dan de BBS (15 minuten). Een
nadeel van de PASS is dat recent onderzoek van Benaim et al. (1999) suggereert,
dat reeds
40% van de patiënten binnen 3 maanden na ontstaan van het CVA een maximale
score heeft bereikt. Dit zou betekenen dat bij de PASS al relatief snel last
heeft van een “plafond”. In dit kader wordt door Benaim et al aanbevolen om
de PASS te combineren met de ST (Benaim et al., 1999). Hiertegenover staat dat volgens sommigen dat de BBS
ook niet gevrijwaard is plafondeffecten (Newton, 1997). Hierop adviseert Newton om
het item
“traplopen zonder gebruikmaking van een leuning” op te nemen in de BBS (Newton, 1997).
Tenslotte kan worden aangegeven dat wat betreft de klinimetrische eigenschappen, zoals ten aanzien van de gevoeligheid voor kleine veranderingen van het meetinstrument bij getrainde en ongetrainde fysiotherapeuten, meer bekend is van de BBS dan van de PASS (Stevenson, 2001). Evenzo is er op klinimetrisch gebied meer bekend van de betekenis van de Berg Balance Scale. Zeker wanneer het gaat om bijvoorbeeld het inschatten van de valkans bij CVA-patiënten. Zo blijken scores van < 45 punten (range 0-56 punten) op de BBS gepaard te gaan met een verhoogde kans om te vallen (Piotrowski & Cole, 1994). Welk van deze twee meetinstrumenten de voorkeur heeft, bij wie en in welke fase na het CVA, zal toekomstig onderzoek verder moeten gaan uitwijzen.
Beckerman, Vogelaar, T. W., Lankhorst, G. J., & Verbeek, A. L. (1996). A criterion for stability of the motor function of the lower extremity in stroke patients using the Fugl-Meyer Assessment Scale. Scandinavian journal of rehabilitation medicine, 28, 3-7.
Benaim, C., Perennou, D. A., Villy, J., Rousseaux, M., & Pelissier, J. Y. (1999). Validation of a standardized assessment of postural control in stroke patients: the Postural Assessment Scale for Stroke Patients (PASS). Stroke, 30, 1862-8.
Berg, Wood Dauphinee, S., Williams, J. I., & Gayton, D. (1989). Measuring balance in the elderly: preliminary development of an instrument. Physiotherapy Canada, 41, 304-311.
Berg, K., Wood Dauphinee, S., & Williams, J. I. (1995). The Balance Scale: reliability assessment with elderly residents and patients with an acute stroke. Scandinavian journal of rehabilitation medicine, 27, 27-36.
Berg, K. O., Maki, B. E., Williams, J. I., Holliday, P. J., & Wood-Dauphinee, S. L. (1992). Clinical and laboratory measures of postural balance in an elderly population. Arch Phys Med Rehabil, 73, 1073-80.
Bernhardt, J., Ellis, P., Denisenko, S., & Hill, K. (1998). Changes in balance and locomotion measures during rehabilitation following stroke. Physiotherapy research international, 3, 109-22.
Bohannon, R. W., & Leary, K. M. (1995). Standing balance and function over the course of acute rehabilitation. Archives of physical medicine and rehabilitation, 76, 994-6.
Bohannon, R. W., Walsh, S., & Joseph, M. C. (1993). Ordinal and timed balance measurements: reliability and validity in patients with stroke. Clinical Rehabilitation, 7, 9-13.
Bouter, L. M., & van Dongen, M. C. J. M. (1995). Epidemiologisch Onderzoek, opzet en interpretatie. (derde, herziene ed.). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Carr, J. H., & Shepherd, R. B. (1998). Neurological rehabilitation: optimizing motor performance. (second ed.). Oxford: Butterworth Heinemann.
Carr, J. H., Shepherd, R. B., Nordholm, L., & Lynne, D. (1985). Investigation of a new motor assessment scale for stroke patients. Phys Ther, 65, 175-80.
Collen, F. M. (1995). The measurement of standing balance after stroke. Physiotherapy theory and practice, 11, 109-18.
Collin, C. C. (1990). Assessing motor impairment after stroke: a pilot reliability study. Journal of neurology, neurosurgery, and psychiatry, 53, 576-79.
Di Fabio, R. P., & Badke, M. B. (1990). Relationship of sensory organization to balance function in patients with hemiplegia. Physical therapy, 70, 542-8.
Donato, S. M., & Pulaski, K. H. (1998). Overview of balance impairments: functional implications. In G. Gillen & A. Burkhardt (Eds.), Stroke Rehabilitation, a function-based approach (pp. p90-108). St. Louis: Mosby.
Duncan, P. W., Weiner, D. K., Chandler, J., & Studenski, S. (1990). Functional Reach: a new clinical measure of balance. Journal of gerontology, 45, M192-97.
Feigin, L., Sharon, B., Czaczkes, B., & Rosin, A. J. (1996). Sitting equilibrium 2 weeks after a stroke can predict the walking ability after 6 months. Gerontology, 42, 348-53.
Franchignoni, F. P., Tesio, L., Ricupero, C., & Martino, M. T. (1997). Trunk control test as an early predictor of stroke rehabilitation outcome. Stroke, 28, 1382-5.
Frzovic, D., Morris, M. E., & Vowels, L. (2000). Clinical tests of standing balance: performance of persons with multiple sclerosis. Archives of physical medicine and rehabilitation, 81, 215-21.
Fugl-Meyer, A. R., Jaasko, L., Leyman, I., Olsson, S., & Stegling, S. (1975). The post-stroke hemiplegic patient. Scandinavian journal of rehabilitation medicine, 7, 13-31.
Hill, K. D., Bernhardt, J., McGann, A. M., Maltese, D., & Berkovits, D. (1996). A new test of dynamic standing balance for stroke patients: reliability, validity and comparison with health elderly. Physiotherapy Canada, 48, 257-62.
Kwakkel, G. (1998). Dynamics in functional recovery after stroke, (Proefschrift). Wageningen: Ponsen & Looijen
Loewen, S. C., & Anderson, B. A. (1988). Reliability of the Modified Motor Assessment Scale and the Barthel Index. Phys Ther, 68, 1077-81.
Mathias, S., Nayak, P., & Isaacs, B. (1986). Balance in elderly patients: the "Get-up and Go" Test. Archives of physical medicine and rehabilitation, 67, 387-9.
Newton, R. A. (1997). Balance screening of an inner city older adult population. Archives of physical medicine and rehabilitation, 78, 587-91.
Niam, S., Cheung, W., Sullivan, P. E., Kent, S., & Gu, X. (1999). Balance and physical impairments after stroke. Archives of physical medicine and rehabilitation, 80, 1227-33.
Piotrowski, A., & Cole, J. (1994). Clinical measures of balance and functional assessment in elderly persons. Australian Journal of Physiotherapy, 40, 183-188.
Podsiadlo, D., & Richardson, S. (1991). The Timed "Up & Go": a test of basic functional mobility for frail elderly persons. Journal of the american geriatrics society, 39, 142-8.
Poole, J. L., & Whitney, S. L. (1988). Motor assessment scale for stroke patients: concurrent validity and interrater reliability. Archives of physical medicine and rehabilitation, 69, 195-7.
Sanford, J., Moreland, J., Swanson, L. R., Stratford, P. W., & Gowland, C. (1993). Reliability of the Fugl-Meyer assessment for testing motor performance in patients following stroke. Physical therapy, 73, 447-54.
Shumway-Cook, A. (1995). Assessment and treatment of patients with postural disorders. In A. Shumway-Cook & M. H. Woollacott (Eds.), Motor Control, theory and practical applications (pp. p207-35). Baltimore: Williams & Wilkins.
Shumway-Cook, A., Horak, F. B., & Bronstein, A. M. (1996). Rehabilitation of balance disorders in patients with vestibular pathology. In A. M. Bronstein, T. Brandt, & M. H. Woollacott (Eds.), Clinical disorders of balance, posture and gait (pp. p211-23). London: Arnold
Stevenson, T. J. (2001). Detecting balance in patients with stroke using the Berg Balance Scale. Australian Journal of Physiotherapy, 47, 29-38.
Stevenson, T. J., & Garland, S. J. (1996). Standing balance during internally produced perturbations in subjects with hemiplegia: validation of the balance scale. Archives of physical medicine and rehabilitation, 77, 656-62.
Tinetti, M. E. (1986). Performance-orientated assessment of mobility problems in elderly patients. Journal of the american geriatrics society, 34, 119-26.
Wee, J. Y., Bagg, S. D., & Palepu, A. (1999). The Berg balance scale as a predictor of length of stay and discharge destination in an acute stroke rehabilitation setting. Archives of physical medicine and rehabilitation, 80, 448-52.
Whitney, S. L., Poole, J. L., & Cass, S. P. (1998). A review of balance instruments for older adults. The American journal of occupational therapy., 52, 666-71.
Als u geen navigatiebalk en frames ziet, klik dan hier